Historie vd H. Bartholomeuskerk

In 1929 werd begonnen met de bouw van de huidige kerk, omdat de waterstaatskerk aan de Zuidhaven te klein was geworden. De locatie was in eigendom van de kerk, namelijk een weiland in bruikleen door de boerderij van gasthuis St. Joseph.
De solide fundering is met de hand gegraven. De degelijkheid van de onderbouw heeft zich bewezen tijdens de bombardementen en beschietingen in de rampdagen van oktober en november 1944. De bovenbouw is toen zwaar beschadigd maar de funderingen en vloer hebben stand gehouden en zelfs aan circa 3000 mensen een veilige schuilplaats bezorgd. In 1944 is de toren door de Duitsers opgeblazen.

0104Kerktoren

De huidige toren (51,4 meter hoog) is door architect Bussink in vroegere stijl hersteld.
Wel stonden stedenbouwkundigen erop dat de toren een ’uienmodel’ moest hebben, zoals die van de Nederlands-Hervormde kerk (42,8 meter hoog).
In de toren hangen vier klokken met de namen Bartholomeus, Maria, Joseph en Wilhelmus.
De laatste is genoemd naar pastoor Willem van Kessel (1928-1958), die de bouw van de kerk verwezenlijkte.
De kerk is in grote trekken Neo-Romaans.
Oorspronkelijk had de kerk een vast plaatsenbestand van 1300. Tegenwoordig is dat aantal tot de helft gereduceerd.
De muur- en gewelfschilderingen alsmede glas-in-lood ramen zijn gemaakt door Jos ten Horn. De beelden van H. Bartholomeus, St. Joseph, St. Aloysius en het H. Hart stammen allen uit de vroegere kerk. De beelden van H. Theresia en H. Gerardus zijn voor de nieuwe kerk aangeschaft.
Het hoogaltaar is van prachtig rose gemêleerd marmer gemaakt. En werd door de kerkcollecte van Kerstmis 1930 in een keer bij elkaar gebracht. Deze collecte bracht 2400 guldens(= € 1089,-) op, een enorm bedrag voor die tijd. Het hoogaltaar is in 1942 beschadigd bij het neerkomen van een zware kettingbom in de Meeren. Door de hevige trilling zijn er enkele barsten ontstaan in de zware tafelplaat. Die later steeds verder zijn open gaan staan -dit proces is pas de laatste jaren tot stilstand gekomen.

0092

0085Het Maria-altaar van fraai travertijn is een geschenk van de familie Voeten en Jo van Haren. Het H. Hart altaar is geschonken door de familie Adelmeyer uit Vught die pastoor van Kessel kende uit de tijd dat hij rector was in Vught.

Na het Tweede Vaticaanse Concilie, toen de priester met het gezicht naar het volk kwam te staan, is het sanctuarium verder de kerk ingekomen.
Dit gedeelte is in Muschel-kalksteen gemaakt op indicatie van architect Margry. Hij kreeg ook zijn zin bij het verwijderen van de beelden van het H. Hart van Jesus en het H. Hart van Maria. Deze stonden oorspronkelijk op de grote boog bij de ingang van het priesterkoor. Volgens Margry onderbraken die beelden te veel de “speed” van de boog.

00890090

Het gevolg was dat ze jarenlang in de bergplaats van de sacristie hebben gestaan. Later zijn deze beelden geschonken aan de heemkundekring ‘Willemvan Strijen’ en in eentonig bruin geschilderd. Helaas, want oorspronkelijk waren ze in mooie kleuren gepolychromeerd. In “bruikleen” zijn ze nu weer terug in de kerk en hebben daar weer een goede plaats gekregen.

Het opvallende altaarkruis met bijpassende zes kandelaars alsmede de altaardeurtjes van het hoogaltaar en H. Hart altaar, godslamparmatuur, ambo’s en amphora zijn in 1930 vervaardigd door edelsmederij Brom te Utrecht, meestal in het zogenaamde hamerslagsysteem. Later is ook de grote ciborie daar gemaakt.

De biechtstoelen, preekstoel en communiebank hebben het geweld van de oorlog grotendeels doorstaan. Helaas is de mooiste van de drie oorspronkelijke biechtstoelen verloren gegaan. Dit gebeurde bij het opblazen van de toren. De biechtstoel stond op de plaats waar nu St. Antonius is neergezet.

0079De grote kroonluchters zijn met een stel andere antieke kandelaars overgekomen uit de oude kerk. Zij zijn destijds geschonken door Cornelis van Tetering en Ida van de Zwaluwe. Als dank voor deze schenking heeft het echtpaar tot recentelijk in perpetuum op de fundatielijst gestaan. Toch zijn ze nu in het “vergeetboek” terecht gekomen!
Het koperwerk is op vele plaatsen dun geworden doordat het vroeger werd schoongemaakt met een mengsel van zand en karnemelk, bij gebrek aan goede koperpoets.